Wanneer moet een kinderdagverblijf een kind weren?
Het Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid van het RIVM heeft de gezondheidsrisico's voor nul- tot vierjarigen in kinderdagverblijven in kaart gebracht. Waar moet je bij welke aandoening rekening mee houden? En bij welke ziekten mag of moet je een kind weren van je kinderdagverblijf of gastouder-opvang?
Hoe handel je bij:
Aids - Een hiv-positief kind hoeft niet van het kindercentrum geweerd te worden. Normaal sociaal contact levert geen gevaar op voor anderen. Vermijd contact met bloed. Dek wondjes altijd af en gebruik bij ongelukjes wegwerphandschoenen. Ruim gemorst bloed meteen op en desinfecteer de plek.
Buiktyfus - Kinderen met buiktyfus mogen niet naar het kindercentrum komen. Ook broertjes en zusjes met dezelfde klachten mogen niet komen. De GGD bericht het kindcentrum wanneer de kinderen weer toegelaten mogen worden. De arts meldt een geval van buiktyfus altijd bij de GGD.
Diarree (zoals dysenterie) - Wering is alleen noodzakelijk bij bloederige diarree. Dit kind moet thuisblijven tot bekend is waardoor de diarree veroorzaakt wordt. Dat geldt ook voor broertjes en zusjes met vergelijkbare klachten.
Hepatitis A/B - De GGD moet op de hoogte worden gebracht van hepatitis (geelzucht) bij zowel kinderen als medewerkers. Een kind met hepatitis hoeft niet geweerd te worden. Maar let wel op bloedcontact.
Hoofdluis - Kinderen met hoofdluis hoeven niet geweerd te worden. Wel moet er direct met de behandeling worden begonnen. Ook moeten de ouders van de overige kinderen geïnformeerd worden dat er hoofdluis is geconstateerd, zodat zij alert kunnen zijn op de verschijnselen.
Mazelen - Weren is niet noodzakelijk. Mazelen is zo besmettelijk al voor het ontstaan van de ziekteverschijnselen dat besmetting al plaatsgevonden heeft voordat de diagnose wordt gesteld.
Polio - Polio moet door de behandelend arts onmiddellijk gemeld worden bij de GGD. De GGD overlegt met het kindercentrum over het verdere beleid ten aanzien van het informeren van de ouders en het aanbieden van vaccinatie aan ongevaccineerde kinderen.
Rodehond - Wering is niet noodzakelijk. Wel moeten bij een bevestigd geval van rodehond zwangere moeders en beroepskrachten gewaarschuwd worden.
Roodvonk - Roodvonk moet bij de GGD gemeld worden als er in dezelfde groep twee of meer gevallen zijn in twee weken tijd. Wering is niet noodzakelijk.
Schurft - Een kindercentrum is wettelijk verplicht schurft te melden als er drie mogelijke of bewezen gevallen zijn. Wering is niet noodzakelijk, maar een behandeling van het kind, ouders, broers en zussen moet wel plaatsvinden.
Tuberculose - Een kind met open tuberculose moet geweerd worden zolang het besmettelijk is, dit is meestal tot drie weken na de start van de behandeling, maar soms langer. Overleg hierover altijd met de GGD.
Waterpokken - Wering is niet zinvol omdat besmetting al heeft plaatsgevonden voordat de blaasjes ontstaan. Wel moeten de overige ouders geïnformeerd worden dat er waterpokken heerst.
Overige ziekten
Dan is er nog een grote groep aandoeningen waarbij het weren van een kind in de kinderopvang niet noodzakelijk is.
Dit zijn: bof, griep , hand-, voet- en mondziekte, kinkhoest, koortslip, oorontsteking, oogontsteking en een tekenbeet.
Lees meer in het rapport Gezondheidsrisico's in een kindercentrum en peuterspeelzaal van het Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid.