Vrijeschool
Vrijeschoolleerlingen, dat zijn toch die leerlingen die op school geen cijfers krijgen? Vernieuwingspedagogiek heeft het vanuit het publieke aanzien moeilijk en er wordt dikwijls sceptisch en met terughoudendheid naar gekeken.
Dat komt mede doordat het moeilijk is in te schatten hoe zinvol alternatieve leerconcepten daadwerkelijk zijn. Wat betreft de vrijeschoolpedagogiek is het niet anders; ook al heeft deze meer dan andere beginnende vernieuwingsbewegingen een lange historie. Tijdens een persconferentie maakte Andreas
Schleicher, OECD-onderwijsexpert en international coördinator van de PISA-studie, een onderzoek bekend van de Heinrich Heine Universiteit in Düsseldorf, waarin ontwikkelingservaringen van vrijeschoolleerlingen zijn onder- zocht. Het gaat om de eerste grote studie in Duitsland, die schoolkwaliteit en ervaringen van leerlingen op deze wijze naar voren heeft gebracht ( PISA is onderdeel van de OECD, internationale organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling. PISA houdt zich bezig met peilingenonderzoek onder leerlingen naar kennis en vaaardigheden).
Vrijeschoolleerlingen worden individueler begeleid
Aan meer dan 800 leerlingen van 10 scholen in de leeftijd van 15 tot 18 jaar werden vragen gesteld. Het resultaat: vrijeschoolleerlingen leren in vergelijking met leerlingen van de gangbare schooltypen met meer enthousiasme, vervelen zich minder, voelen zich indivudueler begeleid en leren op school vooral hun sterke kanten kennen. 80% van de vrijeschoolleerlingen beleeft plezier aan het leren, terwijl dat in het gangbare onderwijs slechts 67% is.
Het schoolklimaat en de leeratmosfeer worden door verreweg het grootste deel van de ondervraagden, 85%, als aangenaam en ondersteunend beschreven. In het gangbare onderwijs is dat bij slechts 60% het geval. Verder wordt de betrokkenheid op het leren duidelijk beter beoordeeld; tegenover 65% van de vrijeschoolleerlingen staat hier amper 31% van de gangbare scholen.
Ook het zich kunnen identificeren met de school is sterker en bovendien lijden kinderen in de vrijeschool beduidend minder vaak aan lichamelijke kwalen als hoofdpijn, buikpijn of slaapstoornissen. Voor slaapstoornissen staat 17% van de reguliere scholen tegenover 11%. Volgens de experts duidt dit erop, dat er voor prestatiedruk en angst voor toetsen in vrijescholen veel minder kans wordt geboden dan in reguliere scholen het geval is en dat de leerlingen het goed doen.
Parate kennis heeft afgedaan
De nadruk op eigen verantwoordelijkheid en zelfbeschikking bereidt kinderen optimaal op het leven voor zoals men dat na het eindexamen verwacht. “Er bestaat een hoge mate van congruentie tussen wat de wereld van professionals verwacht en wat Waldorfscholen te bieden hebben”, zegt Andreas Schleicher. Het reproduceren van parate kennis heeft steeds minder betekenis, aldus de onderwijsexpert.
Tegenwoordig kun je de meeste tentamens alleen doorstaan met behulp van smartphone, zegt hij; wanneer u wilt dat uw kinderen slimmer zijn dan een smartphone dan moet u hen andere competenties bijbrengen. Het zou belangrijk zijn kennis creatief en oplossingsgericht op nieuwe gebieden toe te passen. Daaraan wordt in de vrijescholen traditioneel grote waarde gehecht, net zoals bij het levende, dichtbij werkelijkheid staande leren. Het maakt het leren-in-de-diepte mogelijk, zodat kennis niet alleen tot de volgende toets geconserveerd blijft.
Waldorfleerlingen hebben even goede resultaten als andere leerlingen
Het onderzoek sloot nauw aan op bestaande studies over schooltevredenheid,ontwikkeld in de reguliere scholen, zoals onderzoeken van het Duits instituut voor internationaal pedago- gisch onderzoek. Daardoor konden de wetenschappers de vrijescholen vergelijken met de reguliere scholen – ook al gaat het daarbij strikt genomen natuurlijk niet om een controlegroep.
Nu is het weliswaar mooi als vrijeschoolleerlingen met meer vreugde leren, maar leren ze ook even goed als leerlingen uit de reguliere scholen? Ook hier is moeilijk iets op aan te merken. Onderzoek toont aan dat er statistisch gezien geen relevante verschillen bestaan tussen de examenresultaten van vrijeschoolleerlingen en die van leerlingen van reguliere scholen; ook niet wanneer je de gemiddelde resultaten vergelijkt eindexamenniveau.
Slechts een zeer klein aantal vrijeschoolleerlingen beëindigt de school na de negende klas (met zgn. ‘Hauptschulabschluss’, vgl. ons vmbo-diploma); Realschuleabschluss en Abitur (vgl. resp. havo en vwo) houden elkaar in evenwicht.”Er is mij geen deelstaat bekend, waar vrijeschoolleerlingen het er slechter afbrengen”, aldus de schrijver van de studie, Heiner Barz. Reeds in 2007 had Barz, hoofd van de sectie voor onderwijsonderzoek aan de Heinrich Heine Universiteit In Düsseldorf, een onderzoek gepresenteerd onder voormalige vrijeschoolleerlingen. Daaruit bleek dat afgestudeerde vrijeschoolleerlingen meer dan gemiddeld zelf leraar worden, maar ook arts, ingenieur of geestes- en natuurwetenschapper. Dit resultaat komt overeen met de uitkomst van een PISA-onderzoek, volgens welke vrijeschoolleerlingen laten zien over natuurwetenschappelijke vaardigheden te beschikken die ver boven het gemiddelde liggen.
Een thuissituatie waar de ouders gestudeerd hebben is geen garantie
Schleier waarschuwt dat het bijna nooit mogelijk is om de oorzakelijkheid op overtuigende manier aan te tonen.Tot welk percentage een succesvol schoolleerplan op de opvoeding of op de van begin af aan betere startvoorwaarden van de leerlingen terug te voeren is, is door- gaans niet duidelijk vast te stellen. In het algemeen geldt dat pedagodisch effecten evenals effecten wat betreft woonomgeving en thuissituatie meespelen. De sociale achtergrond van vrijeschoolleerlingen volstaat in ieder geval niet als enige verklaring voor hun schoolsucces. Een thuissituatie waarin ouders zelf gestudeerd hebben is daarvoor nog lang geen garantie.
Schleicher benadrukt eveneens dat de vraag wat vernieuwingsonderwijs is, wordt bepaald door de invalshoek van waaruit je kijkt. Zo worden in Finland, een van de PISA-winnars, veel elementen uit de vrijeschoolpedagogiek al jaren daar in alle scholen in praktijk gebracht. “Daar heeft iedere staatsschool meer vrije ruimte om te handelen dan de vrijheid waarover de scholen bij ons tegenwoordig beschikken”, verklaarde hij.
Ongeacht welk schooltype bestaat er juist grote overeenstemming onder deskundigen, scholieren en leraren, welke leeromgeving optimaal is: een grote mate van eigen initiatief, veel speelruimte voor ontwikkeling en individuele ondersteuning. En deze combinatie ziet men in goede scholen, aldus onderwijsexperts. Het individualiseren van leerlijnen, het op motiverende wijze evalueren van verrichte prestaties, het samen en van elkaar leren zijn elementen, die ook het PISA-onderzoek naar voren heeft gebracht als zijnde van maatgevende betekenis.
Wereldwijd heeft Duitsland de meeste vrijescholen
De situatie van de vrijescholen is bijzonder, aangezien deze als vrij initiatief van ouders zijn opgericht. In Duitsland zijn er 230 vrijescholen met ongeveer 85.000 leerlingen; wereldwijd zijn er meer dan 1000 vrijescholen. Duitsland heeft er de meeste, gevolgd door de Verenigde Staten en Nederland. De opleiding tot vrijeschoolleraar wordt in Duitsland niet vanuit de belastinggelden gefinancierd, maar door de ouders gedragen. Volgens gegevens van Steffen Koolmann van het Instituut voor ontwikkelingseconomie in Alfter geven ouders daarvoor per vrijeschool-leerling jaarlijks € 125,- uit. Henning Kullak-Ublick van de Duitse Bond voor Waldorfscholen ziet het als plicht van de politiek, de scheiding tussen staatsscholen en vrijescholen op te heffen, bijvoorbeeld door financiële ondersteuning.
http://www.vrijeschoolbeweging.nl/achtergrond/vrijeschoolleerlingen-in-het-voordeel/