Ouders zijn ook kinderen
gegeven wat ze konden geven, zoals hun ouders dat hebben gedaan. Of het goed of slecht was, veel of weinig: dat hadden ze te geven. In het geven van wat ze konden loopt de lijn waar je uit voortkomt door. Van voorouder op grootouder, op ouder, op kind. Wat niet onder ogen gezien of opgelost wordt, wordt ook doorgegeven. Zo loopt de invloed van je familiesysteem over de generaties door. Voor jou en na jou.
Soms zet ik in gedachten mijn ouders, grootouders en voorouders achter me. Voor me mijn dochter. Zodra ik dat laatste doe, kan ik er niet omheen haar moeder naast me te zien. Al zijn we al vele jaren uit elkaar, en heeft onze verstandhouding lange tijd beter gekund, het is een feit dat wij onze dochter uit liefde hebben gekregen. Dat het is gegaan zoals het is gegaan, stemt me soms verdrietig. Maar zo was het. Iedere keer als ik nu mijn dochter zie of spreek, moet ik even langs dat verdrietige gevoel.
Door je geschiedenis waar te nemen, word je je bewuster van wie je nu bent. Eerlijk kijken naar waar je vandaan komt, gewoon zoals het was, laat zien wat jij steeds nodig hebt. In de keuzes die je maakte, in je vriendschappen, je werk, en je relatie(s), worden zo je diepere drijfveren helderder. Wel eerlijk blijven, ook als je op sommige daarvan misschien niet trots bent.
Waar in het contact met jouw kind sluipt je eigen gemis of verlangen er soms in?
Stel je maar eens voor dat ze achter je staan: je ouders, grootouders en voorouders. Hoeveel namen ken je? Hoeveel gezichten herken je? Welke feiten weet je over hen? Hoe wordt over hen gesproken, waarover wordt gezwegen? En kijk in gedachten je ouders dan eens aan. Hoe staan ze? Hoe kijken ze naar je? Hoe zie je dat terug in hoe jij naar je eigen kind(eren) kijkt?.
Dan draai ik me om. Nu staat mijn jongere broer naast me. Ik kijk naar mijn ouders, mijn grootouders en overgrootouders. Daarachter zie ik schimmen en silhouetten. Voor mijn gevoel kijken ze allemaal naar mij. Alsof ik iets moet doen, iets wat alleen ik kan. Maar ik weet niet wat. Het wordt heel stil van binnen. Ik voel dat ik me opblaas en alles in de gaten houd. Wat kijkt mijn vader streng en mijn moeder verdrietig. Er moet iets gebeuren, maar ik lijk wel bevroren.
Vraag jezelf regelmatig af op welke manieren jij, in denken en doen, trouw bent aan je ouders. En bekijk met diezelfde vraag in het achterhoofd je ouders eens; als kinderen die het uit liefde goed wilden doen voor hun ouders. Hebben ze zich groot of juist klein gemaakt, steun gezocht of het liever alleen gedaan, zijn ze gebleven of weggegaan? Hoe was dat voor jou als hun kind? En waar in het contact met jouw kind sluipt je eigen gemis of verlangen er soms in?
Langzaam dringt tot me door dat mijn ouders wel naar me kijken, maar me niet zien. Mij niet zien. Opgelucht haal ik adem. Vervolgens word ik heel verdrietig, heel kwaad, schaam ik me kapot en ben ik weer verdrietig. Daarna voel ik me moe, maar los en ontspannen. Draai ik me weer naar mijn dochter, dan voel ik me stevig en helder. Voorzichtig leunt ze naar achteren.
In een familiesysteem is er voor iedereen een plek. Wanneer je de plek die er voor jou is daadwerkelijk neemt, ontstaat er rust. Dat betekent de plek van kind in je oude systeem, die van ouder in je nieuwe. Met een andere taak en verantwoordelijkheid. Namelijk om waar mogelijk op te lossen wat je als kind nog te doen hebt, en om je verlies te nemen als oplossen niet kan. Ook als je ouders er niet meer zijn, kun je dat doen. Bijvoorbeeld met zo’n oefening als die ik hier beschrijf, of een familieopstelling. Onderzoek wat voor jou werkt om het, al was het maar van binnen, in orde te maken. Dat helpt voorkomen dat je het aan de volgende generatie(s) doorgeeft. Laat het bij jou stoppen. Zo maak je de weg vrij om te geven aan jouw kind, in plaats van aan het kind in jou. En leef je voor(t): bewust, eerlijk en inspirerend.
Andries de Jong is trainer en coach. Via zijn praktijk werkt hij met bedrijven en particulieren vanuit systemisch perspectief.