Het etherlichaam als pedagogisch instrument

Wie zich vanuit de antroposofie bezighoudt met de zorg voor kleine kinderen weet dat het zgn ‘etherlichaam’ een grote rol speelt in de ontwikkeling van het kind tot ca zeven jaar. Het kleine kind gedijt in het nabootsen van wat de grote mensen in zijn omgeving doen, in het herhalen, in ritmen (door de dag heen) en in gewoonten.


Al vele jaren houdt de Cornelis Boogerd zich bezig met de vrijeschoolpedagogiek in Tsjechië en Slowakije. Hij startte in 1992 de eerste opleidingen voor vrije kleuterleidsters om de wijsheid van de vrijeschoolpedaagogie te verspreiden.

Steeds weer werden vragen aan hem gericht over het Etherlichaam. Dat maakte dat hij ervoor koos om zich helemaal met dit thema te verbinden.


Het Etherlichaam is een groot gebied met veel aspecten, dat speciaal voor het kleine kind tot zeven jaar van bijzondere betekenis is. De vier wezensdelen van de mens, zoals die bekend zijn vanuit de antroposofie:

  • Het fysieke lichaam
  • het etherlichaam dat de levensprocessen verzorgt
  • de menselijke ziel
  • en het ik

worden in de levensloop elk in een ritme van zeven jaar geboren.

Inde erste zeven jaar werkt het kind vooral aan de opbouw van het eigen fysieke lichaam.

Etherkrachten zijn daarbij nodig, onder meer voor de ontwikkeling van de bij de geboorte nog niet volgroeide organen. Omdat de krachten bij het kind nog niet zelfstandig zijn is het in hoge mate afhankelijk van de etherische omhulling vanuit zijn omgeving.

Het kind „steunt” daarop.


Volgens Rudolf Steiner is het etherlichaam het pedagogische ‚instrument’ in de opvoeding van kleine kinderen. Bij het lichaam kunnen we ons wat voorstellen, bij de ziel en het ik ook nog wel, maar in het etherlichaam ’slapen’ wij.

Het is niet tastbaar en tegelijk toch zo dichtbij dat je geneigd bent het over het hoofd te zien en niet te waarderen. Dat wat zo wezenlijk is voor de ontwikkeling van het kleine kind, zoals:

  • moederlijke kwaliteiten als zorgzame aandacht,
  • warmte
  • vreugde aan kleine dingen
  • ritme en herhaling,

staan in onze tijd onder druk.


Zowel kinderen als opvoeders leven in een cultuur die de verbinding met de intieme, organische etherwereld heeft verloren. De moederlijke vaardigheden zijn intuïtief en vaak zo vanzelfsprekend dat ze niet als vaardigheden worden gezien. Moeders en begeleiders van kleine kinderen zijn zich er vaak niet meer van bewust hoe belangrijk deze vaardigheden zijn voor de opbouw van de constitutie van het kind, zodat het weerbaarder wordt tegen belastende indrukken. Mede daardoor komen kinderen vaker met problemen op de kleuterschool en er is steeds meer inzicht nodig om met hen om te gaan.


Kinderen zoeken juist zinvolle voorbeelden in de wereld.

Het zal goed zijn om kinderen in contact te brengen met mensen die zinvol werk doen, zoals een bakker of een timmerman.

Computer en tv noemt Boogerd voor het kleine kind ’parasieten’.

De natuurlijke drang om de eigen weg te zoeken wordt erdoor verlamd. In de huidige cultuur gaat rust verloren, men is minder aanwezig op de plek waar men is.

Goede rolmodellen zijn nodig, in de bestaande kleuterscholen worden vaste programma’s gevolgd die vaak onvoldoende inspelen op de individuele behoefde van het kind. Er ontstaan gauw vaste patronen die tot verstarring kunnen leiden.


Er wordt vaak te weinig opgemerkt wat kleine kinderen werkelijk nodig hebben. Functioneren leraren van de benedenbouw meer verbaal en wakker, bij leidsters van jonge kinderen gaat het meer om intuïtief waarnemen en handelen.


Doordat leidsters bijna uitsluitend vrouwen zijn, en veel moeders ook alleen opvoeden, missen kinderen een mannelijk rolmodel. Ook zijn kinderen meestal omgeven door dingen die er speciaal voor hen zijn gemaakt.

Voorbeelden in deze richting is de kleuterschool van Helle Heckman in Denemarken en de bosschooltjes.

De kinderen spelen er in de natuur met mensen om hen heen die aan het werk zijn en hen tot voorbeeld kunnen zijn. Ook de natuur is een belangrijke opvoeder, kinderen vinden spelenderwijs zelf hun regels en vaardigheden. Ze zijn in een vrije ruimte zonder het keurslijf van een vast programma. Hun bezigheden zijn in zichzelf zinvol.


In een kleuter- of peuterklas kan onzichtbaar een levende stroom van gewoontes en intieme afstemming creëert worden waar de kinderen de weg in weten.

De leidster is het scheppende en ’wevende’ middelpunt en heeft met alle kinderen onzichtbare ’draadjes’. Zij is zich bewust van het proces van de groep en geeft richting aan de stroom van activiteiten. Dit vraagt van de opvoeder zowel bewuste aanwezigheid als - vanuit een intuïtiever weten - ook deelgenoot kunnen zijn van het ’slapende’ etherische organisme van de groep.


De in het boek ‘Visjes horenden het water’ beschrijft Boogerd vijfentwintig bewegingsoefeningen helpen om je te oriënteren in de intuïtieve werkelijkheid van de levensstroom. Zo kan het etherlichaam dienstbar worden in de opvoeding.


2 april 2014

Het etherlichaam als pedagogisch instrument in de opvoeding van het kleine kind

Uitgeverij Nearchus


Visjes horen in het water

Uitgeverij Nearchus

https://nearchus.nl

Reageren